Op 1 januari 1906 startte het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV) officieel zijn werkzaamheden en werd Henri Polak de eerste voorzitter. Polak was eerder een van de oprichters van de Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB) geweest. Dat was een redelijk succesvolle vakbond. De diamantbewerkers vervulden in veel opzichten een voortrekkersrol. Zij waren de eersten die verbeteringen in de arbeidsomstandigheden wisten af te dwingen. De ANDB werd een van de 13 onderbonden van het NVV. De andere voorloper van de FNV is het Nederlands Katholiek Vakverbond, dat in 1909 onder de naam Bureau voor de R.K. Vakorganisatie werd opgericht. Ook die had categorale voorlopers; de Timmerlieden-Vereeniging St. Joseph dateert al uit 1872. Het NKV heeft in de loop van zijn geschiedenis verschillende namen gehad. De naam NKV kreeg het in 1963. Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), dat nog steeds een zelfstandige organisatie is, dateert ook van 1909. Voor de oorlog Tot aan de Tweede Wereldoorlog werden de bonden langzaam machtiger en raakten ze bij de werkgevers steeds meer als gesprekspartner geaccepteerd. Veel mensen uit de vakbeweging kwamen in de politiek terecht, steevast bij de meest verwante partij: NVV’ers bij de sociaal-democraten, NKV’ers bij de katholieken en CNV’ers bij de protestants-christelijke partijen. Ook nu nog komen vakbondsmensen in de politiek terecht: FNV’ers meestal bij de PvdA en CNV’ers bij het CDA. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Wim Kok, in de jaren zeventig en tachtig FNV-voorzitter, in de jaren negentig premier. De oorlog Tijdens de oorlog probeerden de Duitse bezetters controle te krijgen over de vakbeweging. In 1942 ontbonden zij alle vakbonden en werd het Nationaal Arbeids Front opgericht. Deze ‘vakbond’ was niet meer dan een Duitse mantelorganisatie. De voorzitter was de NSB’er Hendrik Jan Woudenberg. Na de oorlog In de wederopbouwperiode na de oorlog heerste een sfeer van saamhorigheid. In die tijd werd het systeem van geïnstitutionaliseerd overleg opgezet, dat we nu nog kennen: SER, Stichting van de Arbeid, CAO-onderhandelingen. De concurrentie tussen de bonden, die er voor de oorlog nog was, veranderde in gezamenlijk optrekken. Dat ging zelfs zo ver dat NVV en NKV op 1 januari 1976 fuseerden tot de Federatie Nederlandse Vakbeweging, de FNV. Het CNV overwoog wel mee te doen, maar bleef er uiteindelijk toch buiten. De relatie tussen FNV en het ‘kleine broertje’ CNV bleef daarna jarenlang kil. De FNV gaat dit jaar haar jubileum vieren met een reeks symposia, een permanente tentoonstelling in het vakbondsmuseum De Burcht in Amsterdam en vanaf april een speciale website. 1 Noot
|
||||||
KANTTEKENING.
‘Waarom een paginagrote advertentie voor de FNV?’ – dat was het commentaar van een
collega op dit artikel. Dat was en is dus niet de bedoeling van dit stukje.
Zelf ben ik in 2001 uit de FNV gestapt
uit protest tegen de treinstaking in dat jaar. Kort daarop werd ik lid van het
CNV, en dat ben ik nog. Propaganda
voor de FNV hoef je van mij dus niet
te verwachten. Wel leek het me aardig om in een niet al te diepgravend
stukje iets te vertellen over de achtergronden van een belangrijke
organisatie. |
||||||
|