◄ Vorige pagina Dit artikel is verdeeld over achttien webpagina’s. Volgende pagina ►
■ Afbeelding 76. Briefkaart van Kuressaare naar Tallinn, 21 maart 1945. Tweetalig vertrekstempel, maar als aankomststempel werd (tot in 1948) nog steeds het machinestempel uit de tijd van de onafhankelijkheid gebruikt. Ook is een stempeltje van censor 25020 te Kuressaare te zien De collectivisatie van de landbouw, die met geweld werd afgedwongen, is al gememoreerd. Daarnaast breidden de Sovjets de industriële sector uit. Net als in de beide andere Baltische republieken was er in Estland een verzetsbeweging, maar in 1949, toen de deportaties hun hoogtepunt bereikten, verzandde het verzet. Al in 1944 moest Estland enkele stukken grondgebied met een grote Russische minderheid aan de Sovjetrepubliek Rusland afstaan. Een strook land aan de oostzijde van de rivier Narva ging naar de Russische provincie Leningrad; de Estische provincie Petseri werd een onderdeel van de Russische provincie Pskov. Na de dood van Stalin in 1953 werd de repressie minder. Estland kreeg een zekere culturele autonomie, al werd het Russisch voorgetrokken boven het Estisch. Aan de universiteit van Tartu werd bijvoorbeeld wel onderwijs in het Estisch gegeven, maar promoveren mocht alleen in het Russisch. Esten werden geweerd uit bepaalde beroepen; de politie en het spoorwegpersoneel bestonden bijvoorbeeld vrijwel geheel uit Russen. Waar de Esten verplicht Russisch moesten leren (zelfs al op de kleuterschool!), werd Estisch onderwijs voor niet-Esten nauwelijks gestimuleerd. Naar schatting kent momenteel 12,5 procent van het niet-Estische bevolkingsdeel Estisch. Toen Gorbatsjov in 1985 zijn campagne voor glasnost en perestrojka lanceerde, bleek al spoedig dat men in Estland natuurlijk ook grieven had over de vastgelopen Sovjeteconomie en het gebrek aan contact van de leiders met de basis. Maar er was meer. De Esten voelden zich als Esten gediscrimineerd. Ze vonden dat zij tweederangs burgers waren in hun eigen land. Die gevoelens van onbehagen leidden in oktober 1988 tot de oprichting van het Estische Volksfront. Het programma vermeldde punten als ‘steun voor de perestrojka’, maar ook stopzetting van de immigratie van niet-Esten en een autonome status voor Estland. De bevolking van Estland radicaliseerde echter in snel tempo, en het Volksfront radicaliseerde mee. Al spoedig was de eis niet meer ‘autonomie’, maar ‘onafhankelijkheid’. In februari 1990 behaalde het Volksfront een meerderheid in het Estische parlement. Het nieuwe parlement verklaarde te streven naar vreedzaam herstel van de onafhankelijkheid. In Letland en Litouwen voltrok zich hetzelfde proces. In Litouwen verklaarde het parlement zelfs dat er voor herstel van de onafhankelijkheid helemaal geen onderhandelingen nodig waren; Litouwen was al sinds 1918 onafhankelijk, maar toevallig sinds 1940 door de Sovjet-Unie bezet. De straf volgde in maart 1990, toen extra Sovjettroepen Litouwen binnenrukten om daar orde op zaken te stellen. Anderhalf jaar lang heerste in Litouwen een soort dubbele macht: aan de ene kant de regering, aan de andere kant het leger, dat besluiten van de regering probeerde te frustreren en af en toe gewelddadig optrad. In Letland vonden op kleinere schaal soortgelijke operaties plaats; Estland bleef ervan verschoond. |
||||||||||||||||||||||||||
|