◄ Vorige pagina Dit artikel is verdeeld over zestien webpagina’s. Volgende pagina ►
De Esten en de diverse Letse stammen werden niet alleen gekerstend, maar ook onderworpen aan de Duitse veroveraars. Het land werd opgedeeld onder een klein aantal Duitse grootgrondbezitters (de ‘Baltische baronnen’). De positie van de Esten en Letten wordt vaak omschreven als ‘slavernij’ of ‘lijfeigenschap’, maar zo erg was het niet. Het middeleeuwse woord ‘horigheid’ geeft hun situatie beter weer. De Esten en Letten werkten als landarbeiders op de grond van hun landheer, mochten die grond zonder diens toestemming ook niet verlaten, en waren verplicht een aantal diensten gratis te verlenen, maar ze waren niet zijn eigendom en konden recht doen gelden op eigen bezittingen (hoewel ze die meestal nauwelijks hadden...). De Baltische baronnen bleven tot aan de tijd van de onafhankelijkheid de lakens uitdelen, al was hun macht op dat moment al tanende. De Duitsers brachten meer dan alleen maar het grootgrondbezit, ze brachten ook de handel. Een aantal havensteden kwam onder Duitse heerschappij tot grote bloei. Riga (de Letten schrijven een streepje boven de i: Rīga) bestond al sinds 1158, maar groeide in de dertiende eeuw uit tot een grote stad. Libau (Lets: Liepāja; afbeelding 2) en Mitau (Jelgava; afbeelding 3) werden door de Duitsers gesticht. Negen steden in het huidige Letland maakten deel uit van de Hanze, het machtige verbond van handelssteden. Al vanaf het prille begin halverwege de dertiende eeuw was Riga erbij betrokken. De overige Hanzesteden waren Goldingen (Kuldīga), Kokenhusen (Koknese), Lemsal (Limbaži), Libau (Liepāja), Roop (Straupe), Wenden (Cēsis), Windau (Ventspils) en Wolmar (Valmiera). Buiten Letland behoorde bijvoorbeeld de Estische hoofdstad Reval (Tallinn) tot de Hanze, naast de Duitse steden Lübeck, Hamburg, Bremen, Danzig en Königsberg, het Zweedse Visby en Nederlandse steden als Zwolle, Deventer, Kampen, Zutphen, Arnhem en Tiel. Indirect was het bereik van het Hanzeverbond nog veel groter. Zo had het kantoren in Bergen (Noorwegen), Novgorod (Rusland) en Brugge (België). De belangrijkste exportproducten van de Baltische steden waren hout, granen en bont. Toen Zweden, en later Rusland, het Baltisch gebied bezette, was de Hanze al verleden tijd. Maar wat gebleven was, was de rol van Riga, Libau en in mindere mate ook de andere steden, als handelspartner van vooral Duitsland, Zweden en Nederland. Daarin bracht een nieuwe landsheer geen verandering.
|
||||||||||||||||||||||||
|