10 juni 2008

HORKERIGE HOREKAFFERS II


We beginnen al een beetje thuis te raken in onze nieuwe woonplaats Emmen. Onze wijk, Parc Sandur, heeft niet alle faciliteiten, maar voor de dagelijkse boodschappen kun je terecht bij de redelijk gesorteerde supermarkt in het wijkcentrum. Daar zit ook de horeca van de wijk en je kunt er zwemmen en sporten. Maar we beginnen te ontdekken dat er buiten het wijkcentrum ook nog wat is. We hebben laatst uitgevonden dat er een café is bij de golfbaan wat verderop. En er blijkt ook een kapper in de wijk te zitten.
Er zijn vijf horecagelegenheden in het wijkcentrum. Het schipperscafé hebben we nog nooit open gezien en in het buffetrestaurant zijn we nog niet geweest. Maar de snackbar is redelijk en restaurant ‘De Brigantijn’ ook. Geen kwaad woord over de bediening in die twee lokaliteiten, en het eten kan er best mee door.
Maar dan lokaliteit nummer vijf: Royale Gran Place, het café dat zo strategisch midden in de hal zit als je door het wijkcentrum heen loopt. Daar zijn we minder tevreden over.

Toen we hier pas woonden, hadden we het druk. Het huis moest worden ingericht en daarnaast hadden we allebei ons werk, dat gewoon doorliep. Uitstapjes bleven meestal beperkt tot een wandeling naar de supermarkt, boodschappen doen, en weer terug. In het begin wilden we dan ook nog wel eens wat gebruiken in Gran Place voor we terug gingen. Makkelijk, dachten we, we zijn er toch. Die gelegenheden werden steeds zeldzamer. We waren er al gauw achter dat het daar vaak heel lang duurt voor iemand de bestelling komt opnemen en daarna ook nog eens voordat je het bestelde krijgt. Het voordeel was wel dat ze meteen afrekenden als ze de bestelling kwamen brengen. Je hoefde dus niet ook nog eens heel lang te wachten voor ze kwamen afrekenen. Maar toch. We besloten steeds vaker maar meteen naar huis te gaan na de boodschappen, omdat we ons geen uur wegblijven konden permitteren. Alleen in de weekends hadden we meestal wat meer tijd. Dan wilden we daar nog wel eens wat gebruiken.

Tot zaterdag 17 mei jongstleden. Toen was dat abrupt afgelopen, en wel voorgoed.
We gingen aan een tafeltje zitten en zagen wat verderop een jongeman aan een ander tafeltje een bestelling opnemen. Hij liep direct weer terug naar de balie zonder eerst bij ons langs te komen. We hadden intussen al wat uitgezocht, en Astrid besloot de gang van zaken te bespoedigen. Ze liep naar de balie, bestelde wat te eten en te drinken, en wees ons tafeltje aan.
Toen begon het wachten. Het was absoluut niet druk. Er waren nog geen tien tafeltjes bezet. Af en toe ging iemand weg, af en toe kwam er iemand bij. Het personeel, een stuk of vijf mensen, liep op z'n dooie akkertje rond, nam soms een bestelling op, kwam dan weer wat brengen. We zagen dat mensen die later waren gearriveerd dan wij, een consumptie kregen. Niemand kwam onze kant op. Na een minuut of twintig stelde ik voor maar weg te gaan. Astrid wilde het nog een keer proberen, en liep naar de balie toe, waar ze de belofte lospeuterde dat er aan het bestelde gewerkt zou worden. Na nog eens een kwartier ging ze nog maar eens informeren. Dat had ineens resultaat. Vijf minuten later kwam een meisje de drankjes brengen. ‘Het eten komt zo,’ beloofde ze.
Dat viel tegen. Tien minuten later hadden we de drankjes op, maar nog geen eten gezien. Ik stelde voor geld neer te leggen voor de drankjes en maar weg te lopen. Astrid ging het nog een keer proberen. Er ging nu hard aan gewerkt worden, beloofden ze.
Na nog eens tien minuten was het wel mooi geweest. Ik legde geld neer voor de drankjes, en Astrid ging vertellen dat we aan het eten verder geen behoefte meer hadden. Van mij had dat trouwens al niet meer gehoeven. Ik was liever zonder meer weggelopen. Nu werd het personeel ineens actief. Er kwam een jongmens naar ons toe om de glazen mee te nemen en het geld op te rapen. Daarbij ontspon zich de volgende conversatie.

Ik: ‘Hier ligt geld voor de drankjes, en voor de rest kunnen jullie de pot op.’
Hij: ...
Ik: ‘Ons een halfuur laten wachten op een consumptie, en dan nog maar de helft brengen.’ (Ik had mijn horloge niet bij me, en zag thuis pas dat we hier meer dan een uur hadden verspild.)
Hij: ...
Ik: ‘Een excuus kan er zeker niet af?’
Hij: ‘Ik wilde net mijn excuses gaan aanbieden, maar op deze manier hoeft het niet meer.’

Ik geef toe dat ik me daarna even heb laten gaan, hem een horekaffer heb genoemd, en heb gezegd dat hij naar de hel kon lopen.
Dat was misschien niet netjes. Maar ik ben ook wat anders gewend. Normaal biedt een ober mij keurig zijn excuses aan als iets onverhoopt wat langer duurt. Heel vaak krijgen we ter compensatie een gratis consumptie. Dit was wel even wat anders. Kennelijk stelt men in Gran Place onze klandizie niet langer op prijs. Er is een term voor het wegjagen van vaste klanten: demarketing. Dit was wel het meest vergaande staaltje van demarketing dat we ooit hebben meegemaakt.
Goed, we hebben het begrepen. We komen nooit meer in Gran Place. Maar misschien kan het luie en onbeschofte personeel van Gran Place voortaan wat directer zijn en het meteen zeggen als ze iemand niet willen bedienen? Het resultaat is hetzelfde: ze zijn een klant kwijt, en dat willen ze blijkbaar. Maar die klant zit tenminste geen uur voor niets te wachten.


Sijtze Reurich

♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦

KANTTEKENING. Inmiddels heb ik een excuusbrief van de directie van Parc Centrum Sandur ontvangen. Dat is fijn, maar ik blijf aanhikken tegen het feit dat we geen excuses hebben gekregen van de ober die kwam afrekenen. ‘Hoewel wij deze ervaring niet meer kunnen wegnemen, hopen wij toch dat u niet zult aarzelen ons een herkansing te geven door binnenkort weer ons centrumvoorziening te bezoeken,’ schrijft de directie. Eerlijk gezegd aarzel ik wél. De behandeling die we hebben ondergaan, was toch wel extreem onbeschoft. Goed, misschien gaan we het volgend jaar nog een keer proberen. Maar dan lopen we direct weg als de behandeling ons niet bevalt, desnoods zonder te betalen. Ik waarschuw maar alvast.