(Het Baltische Gebied, januari 1999)


Disclaimer

DIE BRIEFMARKEN IN RUBEL-WÄHRUNG


In december 1998 werd uw recensent verblijd met een nieuw boek in de reeks ‘Lettland Handbuch Philatelie und Postgeschichte’. Dit deeltje behandelt de postzegels die zijn uitgegeven in de periode dat de Letse roebel het officiële betaalmiddel in Letland was. Dat zijn de zegels uitgegeven in de jaren 1918‑1922. In augustus 1922 werd de Letse roebel, die door inflatie sterk was uitgehold, vervangen door de lats (de eerste postzegels met lats‑waarden kwamen overigens pas in januari 1923). De lats ontwikkelde zich tot een stabiele munt, die het tot de Russische bezetting van 1940 heeft uitgehouden. En zoals u wel zult weten: de geschiedenis herhaalt zich, want toen Letland in 1991 zijn onafhankelijkheid had teruggekregen, begon het land ook met een Letse roebel, die later vervangen werd door de lats.

De zegels met waarden in Letse roebels en kopeken (Lets: rubļi en kapeikas) zijn stuk voor stuk klassiekers. Het begon met de drie korenaren in een cirkel omgeven door zonnestralen, eerst gedrukt op de achterzijde van stafkaarten, later op schrijfpapier en op sigarettenvloei,1 en pas in vierde instantie op een beetje behoorlijk papier. De zon komt terug op de blauwe noodzegel van 3 juli 1919, die aanvankelijk bedoeld was voor dat deel van Noord‑Letland dat zich al had vrijgevochten. Dan krijgen we de serie gewijd aan de bevrijding van Rīga en de reeks zegels ontworpen door prof. Zariņš: Moeder Letland in nationaal kostuum; de Drakendoder; de Bevrijding van Latgale (de verloren dochter die terugkeert in de armen van Moeder Letland); Moeder Letland aan het roer van het Schip van Staat; Moeder Letland als beschermster van de oorlogsslachtoffers (de Rode‑Kruiszegels, gedrukt op half afgewerkte bankbiljetten!). Ziet u ze voor u?
Er volgt een reeks van opdrukken, nodig in verband met de inflatie. Letlands eerste luchtpostzegel, de omgekeerde driehoek met de eendekker, was ook een ontwerp van Zariņš. De afsluiting van de roebelzegels was de eerste serie van de grote reeks zegels met het staatswapen. Alle volgende series in deze reeks hadden waarden in lats.
Als bonus worden nog de lokaaluitgiften van Smiltene (31 mei 1919) en Eleja (22 oktober 1919) behandeld, alsmede een proef van een zegel dat nooit tot uitgifte gekomen is.

Er kan geen misverstand over bestaan: dit was de interessantste periode uit de geschiedenis van de Letse postzegels (let wel, ik schrijf hier niet: ‘postgeschiedenis’). Deze periode is zeker een afzonderlijk boek waard.

Maar in dezelfde reeks zijn toch al twee boekjes verschenen die dezelfde periode behandelen? Het boek Die Briefmarken, Teil I (1988) behandelt de periode 1918‑1920, tot en met de Rode‑Kruiszegels. Die Briefmarken, Teil II/III (ook 1988) omvat de periode 1920‑1940, dus ook het restant van de roebelzegels. Om te kijken wat de meerwaarde van het nieuwe boek is, heb ik de behandeling van drie series vergeleken.

1. De derde serie ‘Korenaren in de zon’, gedrukt op sigarettenvloei, februari-augustus 1919
 
Die Briefmarken I
Die Briefmarken in Rubel-Währung
aantal bladzijden
aantal apart benoemde variëteiten

behandeld wordt o.a.:
17
112

  • het platen van de uitgave plus de belangrijkste plaatfouten (7 blz.)
  • proeven en tandingen (½ blz.)
  • vervalsingen (2 blz.)
18
112

  • het platen van de uitgave plus de belangrijkste plaatfouten (7 blz.)
  • proeven en tandingen (1½ blz.)
  • vervalsingen (3 blz.)
(Vraag: Waarom dan toch maar één bladzij meer? Antwoord: de afbeeldingen zijn wat efficiënter opgezet.)
2. De opening van het Letse parlement (Moeder Letland aan het roer van het Schip van Staat), april/mei 1920
 
Die Briefmarken I
Die Briefmarken in Rubel-Währung
aantal bladzijden
aantal apart benoemde variëteiten

behandeld wordt o.a.:
6
10

  • proeven (¼ blz.)
  • plaatfouten en tandingafwijkingen (1½ blz.)
6
14

  • het platen van de uitgave (½ blz.)
  • proeven (1 blz.)
  • plaatfouten en tandingafwijkingen (2 blz.)
(Ook hier kon de redactie meer informatie op hetzelfde aantal bladzijden kwijt dankzij een efficiëntere opzet van de afbeeldingen.)
3. Staatswapen, eerste serie, oktober 1921-augustus 1922
 
Die Briefmarken I
Die Briefmarken in Rubel-Währung
aantal bladzijden
aantal apart benoemde variëteiten

behandeld wordt o.a.:
10
46

plaatfouten en tandingafwijkingen (3 blz.)
10
26

plaatfouten en tandingafwijkingen (4 blz.)
(Waarom is het aantal variëteiten ineens zoveel minder? Omdat geen onderscheid meer wordt gemaakt naar de stand van het watermerk. Maar dat bijna elke zegel twee verschillende watermerken kan hebben, wordt wel vermeld.)

Conclusie: de hoeveelheid informatie over deze zegels is in de afgelopen tien jaar niet echt spectaculair toegenomen, maar er is zeker meer bekend dan toen. Wie meer wil met deze zegels dan alleen maar de hoofdnummers compleet hebben, kan niet om dit boek heen.

Wat valt me nog meer op? Allereerst dat de kwaliteit van de afbeeldingen, hoewel zeker acceptabel, ten opzichte van de oudere boekjes is teruggelopen. Ik vermoed (en eigenlijk is het meer dan een vermoeden, want ik heb zelf met dat bijltje gehakt) dat de afbeeldingen in die oudere boeken rasterprints zijn en in deze jongste spruit ingescande computer-bitmaps.
Voorts dat de oudere boeken Duitstalig waren en dit boek consequent tweetalig (Duits en Engels). Wat dat betreft is dit boek weer een stapje vooruit ten opzichte van Die Ganzsachen und postamtliche Formulare 1918-1940, het vorige deeltje uit de reeks, dat in 1997 verscheen. Daar is de tekst Duits en vinden we op iedere bladzij een Engelse samenvatting. Hier is alles 1-op-1 vertaald, alleen is de Engelse tekst in een kleinere letter gezet. Voor mij is het niet zo belangrijk; mein Deutsch ist akzeptabel, maar er lopen tegenwoordig nogal wat mensen rond die nauwelijks Duits, maar wel Engels kennen.

Ten slotte nog één minpuntje. Wat ik mis in dit boek, is een literatuurlijst. Het is echt niet het enige boek dat over deze periode is verschenen (uit mijn eigen boekenkast pak ik bijvoorbeeld nu een boekje Latvia map stamps van John Barefoot, 1987, over de zegels gedrukt op stafkaarten) en ik kan me voorstellen dat de lezer nieuwsgierig is naar wat er allemaal nog meer gepubliceerd is over de kraamkamer van de Letse filatelie.
Maar laat u niet ontmoedigen: het is echt een goed boek.


  • Harry von Hofmann (red.), Lettland Handbuch Philatelie und Postgeschichte: Die Briefmarken in Rubel-Währung 1918-1922, Harry von Hofmann Verlag, Hamburg, 1998, pp. 232, prijs DM 68,–.
    Besteladres: Harry von Hofmann Verlag, Postfach 560.156, 22551 Hamburg, Duitsland.

Noot
  1. Het was heel dun, poreus papier, zoals gebruikt wordt voor sigarettenvloei, maar waarschijnlijk was het daar niet voor bedoeld. Voor postzegels ook niet.

Sijtze Reurich

♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦

KANTTEKENING. De drie ingescande postzegels stonden niet in het oorspronkelijke artikel.
Verder durf ik niet te garanderen dat het hier opgegeven besteladres nog klopt.