De zegels met waarden in Letse roebels en kopeken (Lets: rubļi en kapeikas) zijn stuk voor stuk klassiekers. Het begon met de drie korenaren in een cirkel omgeven door zonnestralen, eerst gedrukt op de achterzijde van stafkaarten, later op schrijfpapier en op sigarettenvloei,1 en pas in vierde instantie op een beetje behoorlijk papier. De zon komt terug op de blauwe noodzegel van 3 juli 1919, die aanvankelijk bedoeld was voor dat deel van Noord‑Letland dat zich al had vrijgevochten. Dan krijgen we de serie gewijd aan de bevrijding van Rīga en de reeks zegels ontworpen door prof. Zariņš: Moeder Letland in nationaal kostuum; de Drakendoder; de Bevrijding van Latgale (de verloren dochter die terugkeert in de armen van Moeder Letland); Moeder Letland aan het roer van het Schip van Staat; Moeder Letland als beschermster van de oorlogsslachtoffers (de Rode‑Kruiszegels, gedrukt op half afgewerkte bankbiljetten!). Ziet u ze voor u? Er volgt een reeks van opdrukken, nodig in verband met de inflatie. Letlands eerste luchtpostzegel, de omgekeerde driehoek met de eendekker, was ook een ontwerp van Zariņš. De afsluiting van de roebelzegels was de eerste serie van de grote reeks zegels met het staatswapen. Alle volgende series in deze reeks hadden waarden in lats. Als bonus worden nog de lokaaluitgiften van Smiltene (31 mei 1919) en Eleja (22 oktober 1919) behandeld, alsmede een proef van een zegel dat nooit tot uitgifte gekomen is. Er kan geen misverstand over bestaan: dit was de interessantste periode uit de geschiedenis van de Letse postzegels (let wel, ik schrijf hier niet: ‘postgeschiedenis’). Deze periode is zeker een afzonderlijk boek waard. Maar in dezelfde reeks zijn toch al twee boekjes verschenen die dezelfde periode behandelen? Het boek Die Briefmarken, Teil I (1988) behandelt de periode 1918‑1920, tot en met de Rode‑Kruiszegels. Die Briefmarken, Teil II/III (ook 1988) omvat de periode 1920‑1940, dus ook het restant van de roebelzegels. Om te kijken wat de meerwaarde van het nieuwe boek is, heb ik de behandeling van drie series vergeleken.
Conclusie: de hoeveelheid informatie over deze zegels is in de afgelopen tien jaar niet echt spectaculair toegenomen, maar er is zeker meer bekend dan toen. Wie meer wil met deze zegels dan alleen maar de hoofdnummers compleet hebben, kan niet om dit boek heen. Wat valt me nog meer op? Allereerst dat de kwaliteit van de afbeeldingen, hoewel zeker acceptabel, ten opzichte van de oudere boekjes is teruggelopen. Ik vermoed (en eigenlijk is het meer dan een vermoeden, want ik heb zelf met dat bijltje gehakt) dat de afbeeldingen in die oudere boeken rasterprints zijn en in deze jongste spruit ingescande computer-bitmaps. Voorts dat de oudere boeken Duitstalig waren en dit boek consequent tweetalig (Duits en Engels). Wat dat betreft is dit boek weer een stapje vooruit ten opzichte van Die Ganzsachen und postamtliche Formulare 1918-1940, het vorige deeltje uit de reeks, dat in 1997 verscheen. Daar is de tekst Duits en vinden we op iedere bladzij een Engelse samenvatting. Hier is alles 1-op-1 vertaald, alleen is de Engelse tekst in een kleinere letter gezet. Voor mij is het niet zo belangrijk; mein Deutsch ist akzeptabel, maar er lopen tegenwoordig nogal wat mensen rond die nauwelijks Duits, maar wel Engels kennen. Ten slotte nog één minpuntje. Wat ik mis in dit boek, is een literatuurlijst. Het is echt niet het enige boek dat over deze periode is verschenen (uit mijn eigen boekenkast pak ik bijvoorbeeld nu een boekje Latvia map stamps van John Barefoot, 1987, over de zegels gedrukt op stafkaarten) en ik kan me voorstellen dat de lezer nieuwsgierig is naar wat er allemaal nog meer gepubliceerd is over de kraamkamer van de Letse filatelie. Maar laat u niet ontmoedigen: het is echt een goed boek.
Noot
Sijtze Reurich |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KANTTEKENING.
De drie ingescande postzegels stonden niet in het oorspronkelijke artikel. Verder durf ik niet te garanderen dat het hier opgegeven besteladres nog klopt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|