Wat mij altijd opvalt, is het bedroevende niveau van de argumenten van zowel voor‑ als tegenstanders. Ik zal er twee noemen. Voorstanders betogen altijd dat een drastische vereenvoudiging van de spelling betekent dat scholieren minder tijd hoeven te besteden aan het leren van de spelling, dus meer tijd overhouden voor actieve taalbeheersing, en dus per saldo beter Nederlands zullen leren. Een bewijs voor deze stelling heb ik nooit gezien. Toch is zo’n bewijs heel makkelijk te leveren. Het Fries en het Italiaans zijn talen met een gemakkelijke spelling, die dicht tegen de spreektaal aanligt. Dit in tegenstelling tot het Engels en het Frans. Neem dus 100 Friezen, 100 Italianen, 100 Engelsen en 100 Fransen, en laat ze allemaal een opstel schrijven. Stel kwaliteitscriteria op en beoordeel alle opstellen daarnaar. De spelling blijft natuurlijk nadrukkelijk buiten beschouwing. Als de stelling juist is, scoren de Friezen en de Italianen gemiddeld hoger dan de Fransen en Engelsen. Het is mij een compleet raadsel waarom niemand die proef ooit gedaan heeft. Goed, het kost wat geld, maar dat is te verwaarlozen. En het kost wat moeite. Is het dat soms? Het is natuurlijk stukken goedkoper en gemakkelijker om maar wat te roepen... En dan een argument van de tegenstanders. ‘Nederlanders isoleren zich internationaal als ze woorden die in iedere taal met een c worden geschreven, ineens met een k gaan schrijven.’ Goed, laten we eens kijken wat een willekeurig woord als corruptie is in een aantal andere talen die gebruik maken van het Latijnse alfabet:
(Volledigheidshalve kan ik dan nog melden dat het woord in het Welsh ‘llygredigaeth’, in het Fins ‘lahjominen’ en in het Hongaars ‘megvesztegethetöség’ luidt. Zo internationaal als we misschien wel denken, is het woord dus ook weer niet.) Kortom: geen sprake van dat het Nederlands zich internationaal isoleert als we ‘corruptie’ met een k gaan schrijven. We sluiten ons alleen maar aan bij een andere groep talen. Uit het voorgaande zult u wel begrepen hebben dat ik niet als eerste sta te juichen bij een spellingwijziging. Toch: als het dan moet, dan komen de problemen die nu zijn aangepakt, inderdaad het eerst in aanmerking. Het bevriezen van de voorkeurspelling tot enig juiste spelling is een logische stap en niet meer dan een formalisering van de bestaande praktijk. Wie afwijkt van de voorkeurspelling, wordt nu al niet voor vol aangezien. Schrijft Willem conservatiever dan de voorkeurspelling? Willem is een domme reactionair, die niet met zijn tijd meegaat. Schrijft Frans progressiever? Frans is een aansteller, die zo nodig moet laten zien hoe vooruitstrevend hij is. Een stigma waar Willem en Frans nooit vanaf zullen komen, ook al gebruiken ze allebei een toegelaten spelling. Dat meteen ook wat inconsequenties worden rechtgetrokken en dat ‘produkt’ weer ‘product’ wordt – ik kan er niet echt mee zitten. Dan de tussen‑n in samenstellingen. De bestaande regeling is ingewikkeld, en dus onbevredigend. ‘Wespennest’ is met een extra n, want er zitten altijd meer wespen in. Moet je echt zoveel kennis van de biologie hebben om het woord goed te kunnen schrijven? Dit nog los van het feit dat de commissie die het Groene Boekje van 1954 heeft geproduceerd, er op dit punt naast zat. Uit eigen waarneming weet ik dat er solitaire wespen bestaan, die dus een wespenest maken! Nee, dan de nieuwe regeling. ‘Wespennest’ is met een extra n, want het eerste deel van de samenstelling is een zelfstandig naamwoord dat uitsluitend een meervoud op n heeft, en het is weliswaar een dierennaam, maar het tweede deel van de samenstelling is geen plantkundige aanduiding. Dank voor deze duidelijkheid! Hier kunnen we tenminste wat mee... U begrijpt het al: ik had liever een wat simpeler regeling gezien. Helemaal mooi wordt het bij de tussen‑s. Hier doet de nieuwe regeling mij denken aan de goochelaar die aan het begin van zijn act een wit konijntje wegtovert. En na een hoop poespas en veel omhaal van woorden haalt hij uit zijn hoge hoed ... hetzelfde witte konijntje. En ik had na al dat gedoe toch minstens verwacht dat er een zwart konijn uit zou komen. Wat is de bestaande regeling? De tussen‑s wordt geschreven waar in het spraakgebruik een s wordt gehoord of waar het tweede lid van de samenstelling begint met een sisklank, maar weer niet als de voorafgaande medeklinker scherp is, en dan weer wel als de meeste andere samenstellingen met het eerste lid een s laten zien. Een draak van een regel! Vandaar dat niemand weet of je nu geluidhinder of geluidshinder moet schrijven. En wat zegt de nieuwe regeling? ‘Er zijn talrijke samenstellingen waarin sommige taalgebruikers wel een s uitspreken en andere niet. Op grond van uitspraakvariatie behouden vele woorden twee gelijkwaardige spellingen.’ Dus dood(s)kist, drug(s)beleid, enzovoort. En dan worden er nog twee aanvullende regels gegeven voor gevallen waarin iedereen al een s schreef. Daar moet je een s schrijven, jawel. Waarom toch die eerbied voor de uitspraak? Hele volksstammen zeggen ‘frikandel’, maar de spelling is en blijft ‘frikadel’. Ik heb iemand gekend die het had over ‘mijn eigensdom’. Wordt dat nu ook een erkende spelling? Los van het feit dat de uitspraak natuurlijk inwerkt op de spelling (vandaar dat we nu ‘kroket’ gaan schrijven in plaats van ‘croquet’), maar omgekeerd ook. Luister maar eens naar geluidsopnamen van hoogwaardigheidsbekleders uit de tijd voor en tijdens de oorlog. Dat nadrukkelijk aangeven van de buigings‑n (Koningin Wilhelmina: ‘Wie op het juiste moment handelt, slaat dčn nazi op dčn kop. Ik heb gezegd.’). Dat ophaaltje achter de s waar in de spelling een ch volgde (zoals in ‘visch’). Dat was allemaal ineens afgelopen toen na de oorlog de buigings‑n en de ch verdwenen. Net zoals de tussen‑s zou verdwijnen als die uit de spelling zou worden geschrapt. Ik vind het jammer dat anderen niet op dat simpele idee komen. Sijtze Reurich
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|